Geen bemiddelingskosten huurovereenkomst woonruimte

Jannie huurt een appartement in de stad Groningen. Ze betaalt naast de maand huur (vooraf) een maand extra als borg en nog een maand huur als courtage. Jannie is van mening dat er voor deze betaling geen grondslag is.

Beter-wonen houdt zich bezig met beheer van vastgoed en bemiddeling voor verhuur van woningen. Naar aanleiding van de aanvraag, doet beter-wonen Jannie een inschrijfformulier (zoekopdracht) toekomen. Deze moet ingevuld worden, voordat er een bezichtiging kan worden afspreken. De inschrijving is gratis. Voor het overige geeft Beter-wonen aan dat de eerste betaling drie keer de maandhuur bedraagt (1e maand huur vooraf, 1 maand als borg en 1 maand voor bemiddelingskosten), indien de huurovereenkomst wordt gesloten.

Na de bezichtiging van beide appartementen, besluit Jannie één van de appartementen te huren. Ze betaalt naast de maand huur (vooraf) een maand extra als borg en nog een maand huur als courtage. Ruim een maand na het sluiten van de huurovereenkomst, vordert Jannie de maand die zij betaald heeft als courtage terug. Jannie is van mening dat er voor deze betaling geen grondslag is. Beter-wonen weigert het bedrag terug te betalen. Jannie neemt een advocaat in de arm en dagvaart Beter-wonen.

Kantonrechter

De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van een bemiddelingsovereenkomst. Jannie heeft immers Beter-wonen niet de opdracht gegeven om actief voor haar op zoek te gaan naar woonruimte. In deze situatie is artikel 7:264 lid 2 BW van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een bij de totstandkoming van een huurovereenkomst gemaakt beding nietig is, voor zover daarbij door een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen. Het wetsartikel heeft als doel het beschermen van de partij die niet in een gelijkwaardige positie ten opzichte van de andere partij verkeert, opdat misstanden bij het aangaan van een huurovereenkomst kunnen worden voorkomen.

In de zaak van Jannie oordeelt de kantonrechter dat er sprake is van een onredelijk voordeel. Beter-wonen voerde onder andere aan dat zij werkzaamheden had verricht, zoals het opstellen van de huurovereenkomst, maar hiervoor betaalde de verhuurder al.

Bovendien oordeelde de kantonrechter dat van een “niet redelijk voordeel” in de zin van artikel 7:264 lid 2 BW kan worden gesproken indien zich de in artikel 7:417 lid 4 BW bedoelde situatie voordoet. Dit komt erop neer dat, indien een makelaar of tussenpersoon zowel voor de huurder als de verhuurder optreedt en één van deze opdrachtgevers een natuurlijk persoon is die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt, de makelaar of tussenpersoon geen courtage bij de huurder in mag rekening brengen. Van dit artikel kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken, indien er sprake is van een zelfstandige woonruimte. Het geldt dus niet voor kamerhuur.

In zijn uitspraak van 2 januari 2014 oordeelde de kantonrechter te Groningen dan ook dat Beter-wonen de courtage aan Jannie terug diende te betalen.